U bevindt zich hier :

Het contactblad voor de Maaseikenaar

Startpagina > Het Prinsenhof van Maaseik

HET PRINSENHOF VAN MAASEIK

 

H E T P R I N S E N H O F V A N M A A S E I K

(1752 - 1818)


De geschiedenis van het Prinsenhof in Maaseik, formaat 21 x 30 cm, 144 blz.

Uitgever : redactie van de Maaseikenaar (51ste jaargang)




Johan Theodoor van Beieren, zoon van de keurvorst van Beieren, uit het Wittelsbacher geslacht, werd op 23 januari 1744, prinsbisschop van Luik. Zijn oudere broer was de Duitse keizer Karel VII.

Een vroegere teloorgegane burcht met lusttuin in Maaseik was zijn eigendom en hij was op zoek, naast een groot jachtgebied in de Ardennen, naar een jachtgebied op klein wild.

Maaseik was, via de toen nog bevaarbare Maas tussen Maastricht en Maaseik vanuit Luik nog vlot te bereiken. Er werd immers geen water afgetapt door het Albertkanaal, de Zuid-Willemsvaart en het Julianakanaal en er was een bootverbinding Luik – Venlo, die ook in Maaseik halt hield.

De Akense architect Johann Joseph Couven kreeg de opdracht een kasteelproject naar Frans voorbeeld te ontwerpen. Dit liep echter niet van een leien dakje: de Markt kwam zelfs in beeld voor het Prinsenhof, maar naderhand besloot men aan de zuidoostelijke stadsrand dit kasteel met bijbehorende Plantage te bouwen. Er werden onderhandelingen met het stadsbestuur en buurtbewoners gevoerd over onteigeningen en uiteindelijk konden de bouwwerken starten in 1752. Twee jaar later was het Prinsenhof klaar en kon prinsbisschop Johan Theodoor één keer per jaar zijn privé-jachtvakantie in Maaseik doorbrengen.

Deze bezoeken en de ganse geschiedenis van het Prinsenhof werden minutieus bijgehouden in een handgeschreven dagboek van 172 blz. door het echtpaar Eugène de Bors d’Overen en Anna de Groote. Hij was opperpostmeester van het Europese postbedrijf von Thurn und Taxis in huize de Regenbooghe op de Bosstraat. Maaseik was toen na Regensburg en Frankfurt het belangrijkste postkantoor in West-Europa.

Na de plotse dood in 1763 van Johan Theodoor raakte het kasteel snel in verval (de stad Maaseik bracht er nog een Latijnse school onder dak) en bij uitbreken van de Franse revolutie werd het al vlug in een ruïne herschapen. Het werd verkocht en de bouwmaterialen en resterende inboedel hebben zich alom verspreid.

Restanten van Prinsenhof vinden we nog op talloze plaatsen in Maaseik: uiteraard de muren in de tuinen, die naar de wal lopen, van de woningen op de huidige Prinsenhoflaan, de Vossenbergstraat, de toegangspoort van de Sjeiven Dörpel in Aldeneik, hotel de Globe, café Central (nu De Beurs) op de Markt, herenhuis in de Maasstraat in Ophoven, meubilair in de raadszaal van het stadhuis en ook de musea Maaseik bezitten interessante bouwsteenornamenten van het Prinsenhof.

Het boek bevat talrijke foto’s, illustraties, oude stadskaarten.

In Maaseik hebben de historici zich altijd gebaseerd op de studie van Joseph Coenen uit Elen, die in het begin van de 20ste eeuw uitkwam en waarin een opmerkelijke fout stond. Een aantal tekeningen en plannen werden verkeerdelijk geïdentificeerd als ontwerpen voor het Schloss Jägerhof in Düsseldorf.

Een belangrijke en omvangrijke studie in het Duits over het Maaseiker Prinsenhof (Anke Kappler en Dirk Van de Vijver 2003-2005, Anke Kappler 2009) zette deze fout recht en dit werk vormde de basis voor het uitgeven van “Het Prinsenhof van Maaseik” door de redactie van de Maaseikenaar.

De belangrijkste hoofdstukken van het boek zijn geschreven door Stan Hendrickx (inleiding, het Prinsenhof op kaart, het familiedagboek Bors d’Overen, aankoop huizen en gronden, restanten), Anke Kappler en Dirk Van de Vijver (project architect Couven), Bert Mersch (Prinsbisschop Johan Theodoor), en Wim Corstjens (woord vooraf en restanten).